Laveren tussen rotsen en dolfijnen in La Maddelena
Aan de noordkust van Sardinië ligt een van de mooiste zeilgebieden van de Middellandse Zee. De Costa Smeralda is bezaaid met tientallen eilanden, aantrekkelijke ankerplekken en azuurblauw water dat zo uit een toeristische brochure zou kunnen komen. Dolfijnen leiden je tussen de grillige rotsen door.
Tekst en foto’s: Henk Dheedene
De Costa Smeralda is een van de trekpleisters van Sardinië. Met verktrekbasissen als Porto Cervo en Porto Rotondo staat de noordoostelijke kant van het Italiaanse eiland bekend als een van de hotspots in de Middellandse Zee voor superrijken met megajachten. Maar het voordeel van een zeilbrevet te hebben is dat je relatief gemakkelijk een week lang voor miljonair kan spelen door zelf een zeiljacht te huren en vanop het water van dezelfde exclusieve plekken te genieten als de happy few.
Onze vertrekbasis is Portisco, een gezellig klein haventje dat ideaal gelegen is op een klein half uur van de internationale luchthaven van Olbia, waar we naar toe vliegen vanuit Rijsel. We huren een Bavaria 41 bij Kiriakoulis Yachting, een bedrijf met verschillende basissen in de Middellandse Zee. Ons doel is de archipel van La Maddalena die bestaat uit zeven grote en een vijtigtal kleinere eilanden. En als de wind meezit, willen we even oversteken naar Corsica.
Dag 1: Portisco-Cala Stagnali
Een 41-voeter een smalle jachthaven uitvaren, is altijd wat stress. Zeker als het je eerste zeiltocht van het seizoen is. Maar een kwartier nadat we de haven van Portisco uitgevaren zijn, neemt de kinderlijke verwondering het over van die spanning, want aan stuurboord zien we plots twee vinnen uit het water duiken. Dolfijnen die even langskomen om ons een behouden vaart te wensen.
Na een rustige tocht, ideaal om even de zeilen van onze Bavaria te leren kennen, richting het noorden komen we aan in een baai die ons volgens de kaart goed zal beschermen tegen de aangekondigde noordoostenwind.
Cala Stagnali is met een gemiddelde diepte van 3 meter wel wat spannend om te ankeren, maar we liggen goed beschut en hebben een spectaculair zicht op de rotsmassieven en weelderige plantengroei van de mediterrane lente. Dit eiland heet Caprese en is onderdeel van het nationaal park Arcipelago di La Maddalena, een natuurreservaat dat geroemd is om zijn biodiversiteit op land en in het water.
Als we met de dinghy aan land gaan, wandelen we door een feeëriek pijnboombos van honderden jaren oud. Net als we denken dat we verdwaald zijn tussen de reusachtige bomen met rustieke schors, waait een geur van frietvet ons tegemoet en worden we verwelkomd door het vrolijk geschetter van kinderstemmen. We belanden op de enige weg van het eiland. Er staat een klein restaurantje, en de fietsers, brommers, motoren en auto’s die er stoppen voor een verfrissing doen ons beseffen dat we niet alleen op de wereld zijn.
Deze eilandengroep in het noordoosten van Sardinië is niet alleen voor zeilers een topbestemming. Het is pas begin mei en nu al trekt het mooie lenteweer tientallen toeristen aan voor een tochtje op de eilanden met zicht op de mooie stranden en uitgestrekte baaien.
We houden even halt bij de oude militaire barakken op het einde van de baai en krijgen er een spontane privé-gidsbeurt van Elena Napolitano door de drie kleine musea die er hun onderdak gevonden hebben rond de thema’s marien leven, mineralen en scheepvaartgeschiedenis. Verwacht geen grote ontdekkingen maar wel een enthousiaste uitleg over de boeiende geschiedenis van het eiland.
‘Ik hou zo van deze archipel, vooral in de lente en de herfst, wanneer de baaien nog niet vol liggen met schepen van toeristen,’ zegt Napolitano, die als biologe voor het nationaal park werkt. ‘Dan heeft elk eiland nog zijn eigen geur. In de zomer liggen de boten zo dicht bij elkaar dat elke charme verdwijnt. En dat heeft ook zijn invloed op het mariene leven. Dolfijnen houden niet van al dat lawaai, en schildpadden worden geraakt door schroeven.’
Ze toont enkel vitrinekasten waarin de maaginhoud van een walvis die hier in de buurt gestrand is, tentoongesteld staat. ‘We haalden er twintig kilo plastic uit’, zegt ze. ‘Ook de opwarming van de aarde voelen we, door de verzouting van het zeewater. Als mens stellen we niet veel voor in het geheel van de natuur, maar onze voetafdruk is wel gigantisch. Op kwetsbare eilanden als deze voel je dat meer dan ooit.’
Dag 2: Cala Stagnali – Bonifacio
Het fijne aan zeilen in deze hectische wereld is dat je van dag tot dag moet leven. Je kan nog zoveel plannen als je wil, wanneer de wind niet meewil, pas je je daar aan aan. Vandaag is het omgekeerd: de wind wil wel mee, want hij zit perfect om in een ruk richting Corsica te zeilen. De volgende dagen draait hij naar het noordwesten en sluit het venster om de twintig mijl vlotjes op een voormiddag af te leggen.
In een mooi rak met halve wind steken we de Italiaans-Franse zeegrens over. Het miezert wat, er scheren donkeren wolken over maar de witte rotsen van de Corsicaanse kust zijn van mijlenver zichtbaar alsof ze in de zon schitteren. Ons doel is Bonifacio, de middeleeuwse kuststad die als een versterkte vestiging tientallen meters hoog op de kliffen gebouwd is. Een uniek zicht, zeker voor wie zoals ons de luxe heeft de stad voor het eerst vanop zee te mogen aanschouwen.
De huizen zien eruit als bouwdoosjes die zo van de rotsen kunnen vallen. De stad was eeuwenlang een schuilplaats voor rovers, piraten en dieven tot de Genovezen erin slaagde ze onder controle te krijgen. Door de strategische ligging aan de straat tussen Corsica en Sardinië is Bonifacio jarenlang een van de belangrijkste strategische punten in de Middellandse Zee geweest, en werd het woeste nest op de rotsen het strijdtoneel tussen ettelijke grootmachten.
Een diagonale lijn die schuin de rotsen doorsnijdt, is een van de littekens van zo’n strijd. De trap van Aragon werd volgens de legende op een nacht in de rotsen uitgehouwen om de Spaanse troepen de stad te helpen veroveren. De honderden treden dienen nu vooral dient om de hedendaagse toeristen even te laten afdalen van de stadswal naar de kustlijn beneden.
Wij nemen geen trap, maar varen door de spectaculaire vaargeul de jachthaven binnen en meren aan bij de bezoekerssteiger naast enkele gezellige winkeltjes en boetieks. Ook nu weer blijkt dat het voordeel van buiten het seizoen te reizen. Anders zijn de plekjes in deze haven heel erg gegeerd en moet je soms wekenlang op voorhand reserveren.
Het is fijn om vanuit de boot de winkelende dagjestoeristen te observeren, en dan op ontdekking te gaan in de oude stad met zijn smalle straatjes. In de zomer is het hier soms zo druk dat de politie al tegen de middag de toegangswegen tot Bonifacio moet afsluiten omdat de toestroom anders te groot wordt. Dat lijkt ons een nachtmerrie, maar nu is het heerlijk kuieren in het middeleeuwse centrum.
Dag 3: Bonifacio – Cavallo
Altijd fijn om ergens op een kade rond te lopen en zien dat lokale toeristenboten trips naar exotisch ogende eilanden met azuurblauwe baaitjes aanbieden, en dan te weten dat er je straks gewoon zelf met je boot heen kan varen. De foto’s van de standjes op de kade tonen de Lavezzi-eilanden, en dat is onze bestemming van de dag.
Het gaat om een moeilijk navigeerbare aaneenschakeling van grillige rotsen en inhammen, maar de beloning van het navigeerwerk zouden enkele van de mooiste baaitjes van de Middellandse Zee moeten zijn. Blijkbaar strandt hier meer dan enige watersporter op een klif en hebben de locals er tijdens de zomer een business van gemaakt om boten weg te slepen en te redden.
We kiezen een baaitje uit aan de oostkant van de eilandengroep dat ons zal beschermen tegen de opkomende mistral. Die kan in de straat van Bonifacio lelijk huis houden. Hij ontstaat in de vallei van de Rhône en spuwt zijn kracht uit over de golf van Lyon, en maakt heel vaak een schuine bocht in de nauwe zeestraat tussen Corsica en Sardinië, waar hij nog aan kracht kan winnen.
Onze ankerplek lijkt perfect op de kaart, maar dat is buiten de deining gerekend. Dit is zo’n vervelende situatie waarbij de golven en de wind uit exact de tegenover gestelde richting als de deining komen, wellicht door de zuidwestenwind van de voorbije dagen, en je dus nergens comfortabel kan liggen.
Een blik op de kaart lijkt een uitweg te bieden: de Cala Lazarina is een baai centraal op het eiland die van nagenoeg alle winden beschut is. De uitdaging is wel dat de gemiddelde diepte in het centrum van de baai maar iets van een drie meter is, maar als we gaan kijken, blijkt dat de golfslag perfect geblokkeerd is door de ons omsluitende rotsen, dus gaan we er voor anker.
Intussen is de mistral aan het aanwakkeren tot twintig knopen en meer. We installeren het ankeralarm op onze telefoon en na een uurtje beginnen we toch te twijfelen: zijn we niet een paar meter afgedreven? Nog eens een uur later blijkt er inderdaad een klein verschil te zijn. Blijkbaar is de zandbodem hier toch niet geschikt genoeg om voldoende houvast te vinden, want ook na een tweede ankerpoging verschuiven we lichtjes.
Net voor het donker wordt, beslissen we -met wat pijn in het hart- voor de zekerheid te kiezen en zoeken we de jachthaven van het Isola Cavallo op, een eiland hier net ten noorden van. Het is een exclusieve plek vol luxevilla’s en met een privé-landingsbaan, maar het seizoen is hier duidelijk nog niet begonnen en we meren alleen aan in een haven die anders plaats biedt voor 170 boten, meestal luxejachten aan de grootte van de ligplaatsen te zien.
Dag 4 Cavallo-La Maddalena
De ochtend biedt zich vredig aan en dus nemen we de draad, of liever de ankerketting weer op, waar we hem gisteren achterlieten. We varen terug naar de Cala Lazarina en zien bij aankomst nu pas hoe paradijselijk mooi het er is. Dit is een foto uit een toeristenbrochure die niet geretoucheerd is: azuurblauw water, een wit strand en rond om rond beschutting tegen de deining die nog hevig is van een dag en een nacht sterke wind.
We nemen de dinghy voor een wandeling aan land. We stappen tussen de massieve rotsblokken die er bijliggen als waren ze door een gigantische kraanmachine kriskras door elkaar gedumpt. Overal schieten kleurrijke lentebloemen uit de grond en hagedissen schieten voor onze voeten weg.
Enkele jaren geleden lagen we hier al eens voor anker in september, en waren we wat afgeschrikt door de massale hoeveelheid boten die in zo’n kleine baai voor anker gingen. Ze lagen op enkele meters van elkaar, overal lagen de stootkussens uit om de onvermijdelijke botsingen te verzachten en het kabaal van luide muziek overstemde de vredige rust die nu heerst.
Als de donkeren wolken die zich boven de bergen van Corsica gevormd hebben, dreigend dichterbij komen, lichten we anker en varen we terug richting Sardinië. Volgende stop is de Spiaggia Rosa, of het roze strand. De roze kleur van het zand wordt veroorzaakt door de resten van schelpen van het een piepklein roos schelpdier met de exotische naam Minaciana miniacea.
Dat leeft vooral in het zeegras Posidonia oceanica dat hier in de baai welig tiert. Samen met de juiste stroming en de morfologie van de kust is hier een grote concentratie van die koraalachtige wezens ontstaan, waarvan de resten het strand roze kleuren. Of moeten we kleurden zeggen, want door het toerisme, met ankerende boten en strandgangers die het zand in emmertjes meenamen, is het door de jaren heen fel verbleekt.
De baai is nu afgeschermd zodat we in die ernaast moeten gaan ankeren. Ook het strand zelf is verboden terrein maar je kan er via een wandelpad wel langs wandelen. En de beschermingspogingen lijken inderdaad wel effect gehad hebben, want het zand toont met wat goede wil van het oog inderdaad betoverend roze. Het contrast met het azuurblauwe water geeft opnieuw een mooi plaatje.
We varen verder naar La Maddalena, de centrale stad van het gelijknamige eiland. Er zijn verschillende haventjes maar wij kiezen voor de meest centraal gelegen Cala Gaveta. Een tip: kies indien mogelijk voor een ligplek aan bakboord als je binnenvaart. Zo vermijd je het geluid van voorbijrazende brommers en auto’s die aan en af rijden van de ferry’s die hier aanmeren.
Het dorp zelf vibreert van de Italiaanse levenslust, met kleine winkeltjes, koffiebars en restaurants die ons op het eerste gezicht minder een toeristenval lijken dan die in Bonifacio. Loop vanuit de centrale straatjes langs de kade zeker ook eens de hoger gelegen delen van het centrum op, om te verdwalen in een labyrint van trappen en kleine straatjes.
Dag 5: La Maddalena – Portisco
Voor we terugvaren naar onze vertrekhaven, ankeren we nog een voormiddag aan de zuidkust van het eiland Spargi. Cala Corsari is volgens reisgidsen een van de mooiste parels van het Nationaal Park van La Maddalena. De baai heeft vier fijne zandstrandjes binnenin en een vijfde strandje vlakbij de natuurlijke haven aan de andere kant van de kleine kaap aan het oosten. Net als vele andere op de archipel is ze alleen bereikbaar per boot en dus ideaal voor zeilers.
De baai is vernoemd naar de piraten (corsari) die zich hier vroeger schuilhielden en de passerende schepen aanvielen. ’s Morgens vroeg is het er heerlijke rustig, en als je een van de rotsen rond de baai beklimt, krijg je een adembenemend uitzicht op de turquoise zee en de omliggende eilanden. Het water is kristalhelder en vol met vissen, maar er zwemmen ook wel wat kwallen rond.
Cala Corsari is in 2016 uitgeroepen tot het mooiste strand van Italië door een bekende vakantiesite en stond ook op de lijst van het Amerikaanse tijdschrift Forbes, dat zeven stranden noemde die je gezien moet hebben in je leven. Het valt ons zwaar om het anker te lichten en terug weg te varen, maar onze Bavaria moet op tijd terug in Portisco zijn.
De terugreis wordt opnieuw opgevrolijkt door dolfijnen. Zodra we de eerste vinnen uit het water zien verschijnen, strijken we de zeilen, varen er voorzichtig naar toe en schakelen dan de motor uit. We worden bijna een half uur lang getrakteerd op een show die zo uit een dolfinarium lijkt te komen. De dieren zwemmen naar de boot toe, tuimelen, springen, duiken onder en steken dan vrolijk hun snuit weer boven water.
Net als dit de perfecte reis lijkt te worden, gaat het mis. Omdat we nog een uurtje tijd hebben, houden we nog even halt in een baai voor het Isole Le Camere -volgens onze pilot boek aan boord het mooiste baaitje van heel Sardinië. Maar bij het uitvaren, klinkt er plots een klap.
De boot schudt even, vaart dan gelukkig verder maar het is duidelijk dat we iets geraakt hebben. Als we achterom kijken, zien we onder het heldere water een rots, die helemaal niet op onze kaart staat. We checken en dubbelchecken de Navionics-kaart en het lokale pilotboek en nergens staat de ondiepte aangeduid. Volgens de dieptelijnen van Navionics -de digitale kaarten die ons in de Middellandse Zee tot nu toe nooit in de steek gelaten hebben- is de diepte er tien meter. De ondiepte is nergens op een kaart terug te vinden.
We varen zonder problemen terug de haven in, melden het voorval aan de base manager, die laconiek zegt dat hier wel meer rotsen liggen die niet op de kaart staan. De duiker die de dag nadien even komt checken, merkt gelukkig enkel wat schrammetjes op, zodat de klap achteraf wel mee blijkt te vallen. Onbekende rotsen op een kaart zijn niet fijn, maar de grilligheid van deze Costa Smeralda is net wat deze regio zo aantrekkelijk maakt. Kijk dus uit uw doppen, zowel voor ondieptes als dolfijnen, maar voor ons is dit wel een van de mooiste hoekjes van de Middellandse Zee. Al zouden we de drukte van de zomermaanden er wel absoluut vermijden.
Kirakoulis kan u boeken via Dynamer in Brussel.